Zoeken in deze blog

woensdag 10 februari 2010

Evolutietheorie deel 1




Planeet aarde is slechts een klein bolletje in het onvoorstelbaar grote universum. Er bestaan goede voorwaarden wat betreft temperatuur,beschermende dampkring,oppervlak en het aanwezig zijn van water. Op onze planeet heeft het leven goed kunnen gedijen. De aarde is een geschikt oord voor leven. Een broedplaats voor planten,dieren en mensen. Dat het leven op onze planeet is ontstaan lijkt niet waarschijnlijk. Leven kan niet uit het niets ontstaan, maar is afhankelijk van de cel opbouw via de DNA synthese. “Vivum ex vivo”, leven stamt uitsluitend van leven ,waren de woorden van Louis Pasteur. Mogelijk dat het leven van elders is gekomen en in de loop van de miljoenen jaren de aarde heeft overwoekerd. De groene vegetatie heeft via de fotosynthese de basis geschapen voor de zuurstof,die de ontwikkeling van complexere organismen mogelijk maakte. Als we denken aan het creëren van leven uit anorganische stof is dit niet een toevallig opgetreden proces,niet een bliksemflits in de oersoep,nee dat is verre van reëel. De meest eenvoudige cel is ingewikkelder dan de meest geavanceerde raket die we lanceren om ons naar de maan te brengen.
Een menselijke entiteit is een onomkeerbaar complex levend mechanisme,een systeem waarbij z’n onderdelen dusdanig met elkaar samenhangen,dat verwijdering van een klein onderdeel de functie van het geheel dusdanig zou verstoren dat het geheel misschien niet meer levensvatbaar zou zijn.
Om een onomkeerbaar complex systeem te laten muteren tot een ander levensvatbaar systeem,dient elk bestanddeel gedurende de volledige transformatie in een functionele relatie met alle andere bestanddelen te blijven. Het ontbreken van een onderdeeltje in een bepaalde fase doet het gehele proces of een belangrijk deel van dat proces mislukken. In ettelijke miljoenen wetenschappelijke publicaties werden van 453.000 gedocumenteerde mutaties slechts 186 als voordelig omschreven,waarbij geen enkele maal een toename werd gezien wat betreft genetische informatie.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat een autonoom genen complex d.m.v. bij toeval gegenereerde mutaties een nieuwe en functionele mutant zou opleveren. Als er al zo’n mutant zou worden gegenereerd en mutaties zijn in de loop van de evolutie talloze malen voorgekomen,moet de mutatie van dat genencomplex uiterst nauwkeurig zijn gecorreleerd met de omstandigheden in het milieu van dat organisme. Als voorbeeld kan de komst van een vleugel worden gezien als een gepredestineerde genetische aanpassing,een “intelligent design” en zeker niet een bij toeval gevormde mutatie als aanpassing aan de omgeving. Het meest eenvoudige leven van een eencellige bezit een complexere structuur in vergelijking met een door mensenhanden ontworpen machine. Ook de tijdsspanne van zo’n 500 miljoen jaren is een relatief korte tijd waarin zich levensvormen op basis van toevallige mutaties zich zouden hebben kunnen ontwikkelen. De 500 miljoen jaar wordt aangehouden omdat uit berekening van de leeftijd van oude rotsen(4.000 miljoen jaar) en de lagen waarin de blauwgroene algen en bacteriën (3.500 miljoen jaar )werden gevonden dit tijdsinterval resteert. Zo’n 2450-2200 miljoen jaar geleden vond een belangrijke sprong in de biologische evolutie plaats. Naarmate er meer zuurstof in de atmosfeer kwam,werd de lucht giftiger voor de oerbacteriën. Dit probleem werd opgelost door zuurstof bindende bacteriën in zich op te nemen. Uit deze bacteriën ontstonden chloroplasten,orgaantjes die het zonlicht konden opvangen en omzetten in chemische verbindingen. Uit andere bacteriën ontstonden mitochondriën , kleine chemische fabriekjes die onder invloed van de fotonen activiteit zuurstof omzetten in energie pakketjes en bouwstoffen en zo zorgen voor de energie voorziening van de eencellige. Bij de oerbacteriën bevinden zich de enzymen voor de verbranding aan de celmembraan. In zo’n cel bevindt het DNA zich niet in een afgescheiden compartiment,maar beweegt zich vrij door het celplasma. Zelfs een cel zonder kern,is al een onbegrijpelijk ingewikkeld proces. Het vereist de opbouw van een dubbele streng DNA,waarvan de synthese weer afhankelijk is van een matrix van RNA,bestaande uit een accurate schikking van organische verbindingen.Voor deze constructie is een lange reeks van nauwkeurig gecoördineerde reacties vereist. Het is niet zo, dat door genetische mutaties alleen, een nieuwe soort ontstaat,maar enkel positieve veranderingen,welke de soort instaat stelt zich beter aan de omgeving aan te passen. Verandering van soorten is altijd vrij radicaal verlopen,oude en nieuwe soorten hebben naast elkaar bestaan en overgangsvormen zijn meestal niet aangetroffen. Deze overgangen(“missing links”) van vissen naar amfibieën en van amfibieën naar reptielen zijn niet gevonden en de overgangsvorm van reptielen naar vogels werd gevonden,doch is qua ontstaan meervoudig interpretabel. Hetzelfde geld voor overgangen van reptielen naar zoogdieren,waarvan sommigen beweren dat deze tweeslachtig in het geheim voorkomen.
Een andere vraag welke zich opdringt is de volgende:is het DNA in de celkern een leiding gevend geheel of is er een andere commandopost in de cel of daar buiten die het DNA opdracht geeft om informatie in synthese om te zetten? Deze commando-eenheid zou een elektromagnetisch regulatie systeem kunnen zijn ,dat in verbinding staat met het uitwendige milieu en tegelijkertijd het DNA stuurt. Mogelijk staat dit netwerk ook met soortgenoten in contact en bekleedt een plaats in de discussie omtrent het non locale bewustzijn. We begrijpen dan beter het begrip collectief bewustzijn. Misschien dat onze ziel alleen maar een inlogcode is op dit alles bevattende netwerk. Mogelijk dat het “Junk DNA”,dat men vroeger als evolutionair afval omschreef,een veel belangrijkere plaats bekleedt en het DNA als dirigent leidt. Fotonen activiteit op celniveau is een nieuw onderzoeksveld dat mogelijkheden opent voor gerichte interventie. Doelgerichte mutaties,zoals het begin van een vleugel is hierdoor beter te begrijpen. Of het collectieve bewustzijn zich herinnert of wordt gestuurd door energetisch hogere velden zal voorlopig een filosofische vraag blijven.Of daarbij een eenduidig antwoord mogelijk is moet ontkennend worden beantwoord.
Een energetisch hoger veld bevindt zich in een andere dimensie,waaraan ons denken nog niet is aangepast.Als we ons een voorstelling willen maken hoe zo’n dimensie eruit ziet,moeten we niet denken aan iets,maar weten dat alles wat we niet zien,al onze mogelijkheden zijn van alles dat we kunnen bedenken en alles wat we niet kunnen bedenken. Die evolutie in ons denken zal versnelt plaats vinden als we een werkelijkheid accepteren welke niet alleen drijft op onze driedimensionale waarneming.

Evolutie en “Intelligent Design”zijn geen absolute tegenstellingen maar aanvullingen in een tijdloze beschouwing. De evolutie van de werkelijkheden.

J.J.v.Verre.

Literatuur:

-Biologie des Lichts.Popp,F.A. Verlag Paul Parey,Berlin-Hamburg.1994.
-Biophotonen:Ein neuer Weg zur Lösung des Krebsproblems,Popp F.A.
-Photons and their importance to biology,Popp,F.A.,Proceedings of the International Symposium
On Wave Therapeutics,19-20 Mai,1979
-Communication with Extraterrestinal Intelligence,Carl Sagan,MIT Press,1973.
-Het bedrog van de evolutieleer,Harun Yahya. Uitgeverij BME,Rotterdam.
-Er klopt niks van,David Sörensen. Uitgeverij Gidon.
-Intelligent design,P.Borst,NRC column,8 maart 2003.
-Intelligent design creationism and its critics, Ed. R.T. Pennock, MIT Press,2001.
-Darwin's Biologische Meesterwerken(1890).Uitgever Gebr. E.& M.Cohen.